De meeste mensen deugen

terugblik

Bezinning en Verdieping

De meeste mensen deugen

De Heidelbergse Catechismus leerde ons de klassiek theologische gedachte dat wij “alzo verdorven zijn, dat wij ganselijk onbekwaam zijn tot enig goed en geneigd tot alle kwaad”, (zondag 3). Ook moderne sociaal-psychologische experimenten, zoals het Stanford-gevangenisexperiment en het Milgram-shockexperiment, deden ons geloven dat wanneer de gelegenheid zich voordoet, de ware egoïstische en zelfs sadistische aard van de mens altijd weer boven zal drijven. Maar wat als er met die experimenten op verschillende manieren  gemanipuleerd blijkt te zijn? En wat als inzichten uit de psychologie, economie, biologie en archeologie juist op het tegenovergestelde lijken te wijzen? Namelijk dat – de meeste – mensen van goede wil zijn en iets over hebben voor hun naasten. Wie gelooft in de goedheid van de mens is niet naïef, maar heeft de wetenschap aan zijn zijde, betoogt Rutger Bregman daarom in zijn boek De meeste mensen deugen, dat najaar 2019 verscheen.

Het boek heeft wat stof doen opwaaien en lijkt daarmee een nieuw ijkpunt geworden in de discussie over de natuur van de mens. Deze discussie is niet alleen voer voor theologen en filosofen. Voor maatschappelijke en politieke keuzes maakt het nogal wat uit of je mensen vanuit vertrouwen of wantrouwen benadert. Denk bijvoorbeeld aan de toeslagenaffaire bij de belastingdienst. Als Bregman gelijk heeft, herschrijft De meeste mensen deugen niet alleen de geschiedenis, maar werpt het ook een hoopvol licht op onze toekomst.

Een avond om de belangrijkste argumentatie van Bregman’s boek te bespreken. In gesprek met perspectieven vanuit de psychologie, theologie en onze eigen bevindingen.