Meditatie voor kerkblad Op Weg

We zullen leren leven

In mijn bijna dagelijkse gang rond het Zijdelmeer kom ik wonderlijke dingen tegen.

Een jonge buizerd, zo’n grote bruine vogel, op zo’n tien meter afstand, dat is best dichtbij. Drie keer vliegt hij voor me weg. Ik hoor het holle getik van een specht en speur de bomen af, en ja, zowaar een kleine bonte specht. Een dwalend gemeentelid die tegelijkertijd geheel op zijn bestemming is, beweert dat er slobeenden zitten. Ik verheug me zonder ze te zien. Een roodborstje houdt me een tijdje gezelschap, voor me uit hippend op het pad. Ik strek nog net niet mijn hand uit. Ik heb een collega die dat in zijn droefenis een keer deed. Toen kwamen er koolmezen op hem zitten. Nog nooit had ik nesten van blauwe reigers gezien. Maar hier zijn ze. Ze schreeuwen naar elkaar, die reigers. Ik ben getuige van een snelle en fladderende paring hoog boven me. Het broedseizoen kan beginnen. Bij het gemeentehuis gekomen liggen mensen op de grond. Bovenop hun buik ligt bij elk een hond. Knuffelen met honden, ook een vorm van je verwonderen.

Vlakbij ons toekomstig huis heeft een straatgenoot het erf begrensd met een nieuw hek. En ik vraag me af wanneer het nijlpaard komt.

In de Zijdelse Zomp staat een man met een slingerstaaf fanatiek balletjes het water in te schieten. Spontaan roep ik: ‘Wat ben jíj nu aan het doen?!’ Niet geïntimideerd antwoordt hij dat hij de vissen aan het voeren is en trekt zijn telefoon. Weer geheel terug in de plooi bekijk ik minzaam zijn grote vangst. Bij de talloze sneeuwklokjes tussen de dorre bladeren vraag ik me niet af wat ze daar staan te doen. Een tijdje val ik stil bij katjes en vele fijne gele bloemsteeltjes en de eerste helgroene blaadjes aan één en dezelfde tak. Het is een wonderlijke wereld waarin we leven.

Voor in deze tijd een vraag om je te bezinnen, een vraag die overigens in elke tijd goed kan zijn: Waar verwonder jij je over?

ds Sibilla Verhagen